Programmabegroting 2020-2023

Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Beschikbare weerstandscapaciteit

De weerstandscapaciteit is gedefinieerd als alle middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt of kan beschikken om risico’s te dekken, zonder dat de begroting en het beleid hiervoor aangepast dienen te worden. De beschikbare weerstandscapaciteit kent zowel een incidentele als een structurele component.


Incidentele weerstandscapaciteit € 69,6 miljoen
De incidentele weerstandscapaciteit bestaat uit het vrij aanwendbaar deel van de algemene reserve, de algemene reserve grondbedrijf en de post voor onvoorzien. De algemene reserves waarover de gemeente Helmond beschikt ten aanzien van Sociaal Domein en I-deel worden, gezien de onzekerheden als gevolg van de decentralisatie, buiten de beschikbare weerstandscapaciteit gehouden.

Omvang onbenutte belastingcapaciteit
De structurele weerstandscapaciteit bestaat uit de onbenutte belastingcapaciteit. De gemeente Helmond kan haar belastingen verhogen of haar heffingen kostendekkend maken om financiële tegenvallers op te vangen. De omvang van de onbenutte belastingcapaciteit is de ruimte tussen de feitelijke opbrengst uit het totaal van de onroerende zaakbelasting, de rioolheffing en de afvalstoffenheffingen enerzijds en de opbrengst die de gemeente zou moeten realiseren als zij een beroep zou doen op een aanvullende bijdrage op grond van artikel 12 van de Financiële verhoudingswet (de zogenaamde artikel 12-norm) anderzijds. Volgens die norm moeten de afvalstoffenheffing en de rioolheffing 100% kostendekkend zijn, of zou de onderdekking gecompenseerd mogen worden door een hoger OZB-tarief.

Uit de berekening van de onbenutte belastingcapaciteit blijkt dat de gemeente Helmond nog een ruimte van € 1,63 miljoen heeft (tot het redelijk peil 2020 op basis van artikel 12 = 0,1853%).
De toets aan de artikel 12- norm geeft derhalve het volgende beeld:


Gemeenten zijn in principe vrij om de hoogte van de OZB-tarieven te bepalen. Tot dusverre werd als instrument om de tariefstijging te matigen een landelijk macroniveau gehanteerd. Deze was voor 2019 vastgesteld op 4%.
Vanaf 2020 wordt een benchmark woonlasten ingevoerd om de jaarlijkse ontwikkeling van de lokale lasten inzichtelijker te maken, waardoor het lokale debat over de ontwikkeling van de autonome keuzes over de heffingen bevorderd wordt. In de benchmark worden alle drie de bovenstaande woonlasten vergeleken. Met de invoering hiervan wordt afgestapt van de afspraak dat de ontwikkeling van de lokale lasten jaarlijks wordt gemonitord met de macronorm onroerende zaakbelasting.